Uitgeverij N.J. Boon, 1903
Uit de schepenprotocollen blijkt dat in 1445 op het huis, dat dan als stenen huis vermeld wordt, het recht rust om tegen de muur van het rechter buurpand, 'De Leeuwenburg' aan te bouwen. Dit verklaart de dichtgezette ramen in het achterhuis van 'De Leeuwenburg'. Hieruit valt af te leiden dat Markt 57 oorspronkelijk minder diep was, of een laag achterhuis bezat. De kelder onder het achterhuis dateert uit het midden van de 14de eeuw, zodat het er naar uitziet dat hier sprake is van een oorspronkelijk éénlaags achterhuis dat later verhoogd is. Uit het schepenprotocol uit 1445 blijkt tevens dat de linker zijmuur gemeenschappelijk bezit is met de buurman. Achter het huis is dan een hof en een achterhuis. In het begin van de 16de eeuw is het pand in handen van de wijntavenier Goosen Gysels, die in 1520 een hertogcijns moet betalen voor een perceel ter breedte van 37 voet (= 10,64 m). Kennelijk bezat hij ook het linker buurperceel, aangezien beiden samen ruim 10,64 m bedragen. Het huis is in | 208 |
die tijd onderverhuurd aan meerdere mensen, waaronder een bakker, een speldenmaker, een hoedenmaker en mogelijk een kannengieter. Uit de haardtelling van 1553 blijkt dat het huis nog steeds een herberg is. De weduwe van Cristoffel van Ampstel, die huurster is van de bezitter Corstiaan van Weert, moet betalen voor zeven schouwen, één 'brouwgetouw' en één oven die 'ingesmeten' is. Er wordt nog een ruimte met een schouw verhuurd. In hetzelfde jaar is de kelder verhuurd aan Meeus de metselaar. Hij wordt niet aangeslagen voor een schouw, hoewel er wel een stookplaats in de tegenwoordige kelder aanwezig is. In 1573 wordt de bierbrouwer Rogier van Broechoven genoemd als cijnsplichtige. In het cijnsboek wordt voor de toestemming voor het leggen van een brug over de Dieze een hertogcijns geheven. Tien jaar later, zo blijkt uit een akte uit het archief van de Rekenkamer van Brabant, mag de bezitter, Rogier de brouwer over de Dieze achter zijn huis een houten vlonder leggen, mits hij de scheepvaart niet hindert. Is dit dezelfde brug welke in het cijnsboek wordt vermeld? Op de 16de-eeuwse schilderijen wordt het huis weergegeven met een stenen trapgevel met een grote driepasnis in de top. Op de begane grond bevindt zich een centrale ingang met aan weerszijden een kruisvenster. Op de eerste en tweede verdieping zijn twee kruisvensters geschilderd, hetgeen op een woonfunctie wijst. In de top zit een luik. Het pand bestond uit een voorhuis met een vermoedelijk later achterhuis. Beide zijn onderkelderd. Oorspronkelijk hadden de kelders een houten zoldering. De achterkelder is minder diep dan het huis, wat wijst op een latere verlenging van het achterhuis. Op het schilderij van het Schermersoproer staat een ondiep pand weergegeven. Het achterhuis moet er dan, gezien de kelder, reeds staan. Het vermoeden van een laag achterhuis, dat na de 16de eeuw verhoogd is, wordt hierdoor versterkt. Bij deze bouwcampagne zal het huis tevens naar achteren zijn verlengd met één balkvak. | 209 |
Donderdagnacht omstreeks vier uur heeft een geweldige brand gewoed in het pand Groote Markt C 462 te 's-Hertogenbosch, waarin gevestigd is de sigarenfabriek met magazijn en winkel der firma J.J. Gostelie. Het vuur greep zoo geweldig om zich heen, dat aan behoud van het pand niet viel te denken. Het is dan ook geheel uitgebrand, alleen de voorgevel bleef gedeeltelijk staan.
Ook het aangrenzende manufacturenmagazijn des heeren Henri de Jongh heeft, op de bovenste verdieping althans, veel schade geleden.
| 2 |
firma Gostelie205. "De Croon" of "'t Wapen van Vranckrijk". De waard uit deze herberg hielp in 1566 aan de godsdiensttroebelen een handje mee. | 29 |
Nos. 55 en 57 Dit huis behoorde in het laatst der 15e eeuw aan den wijntavernier Goeswijn Ghysels, want in het begin van 1500 maakte het een deel uit van diens nalatenschap, dat alstoen aanbedeeld werd (Reg. n° 644 f. 52) aan diens zonen Jan, priester en Goeswijn; het werd bij die gelegenheid gezegd te staan tusschen het huis van Lodewijk Beys ex uno en dat der kinderen van Dirck van der Poerten ex alio. Genoemde zonen verkochten het in 1520 (Reg. n° 118 f. 502) aan Jan van Weerdt Servaaszn 1); zijne weduwe Gerarda N. verkocht het aan hunnen zoon Servatius van Weerdt; deze had van zijne vrouw Aleid, dochter van Jan Reynerszn, de navolgende kinderen: Jan, Gooswijn, Gerard, Jacob, Elisabeth, Maria, Willelma, Yda en Gerarda van Weerdt, die in 1551 nog minderjarig waren; daarom waren het hunne voogden Christiaan Janszn van Weerdt c.s., die in dat jaar (Reg. n° 180 f. 172)
| 343 |
dat huis, hetwelk alstoen gezegd werd te staan tusschen dat van Geertruid weduwe van Maarten van Campen en hare kinderen ex uno en dat van Jan Hoernkens Henrickszn ex alio, voor hen verkochten aan den bakker Nicolaas, zoon van Henrick van den Bossche Janszn; deze droeg het daarop over aan genoemden Christiaan van Weerdt, ook zoon van Jan van Weerdt Servaaszn voornoemd, denkelijk omdat deze als voogd geen goed, dat aan zijne pupillen toebehoorde, kon koopen. Genoemde Christiaan van Weerdt droeg in 1555 (Reg. n° 195 f. 225) gezegd huis, dat toen heette die Croon van Vranckryck, over aan de kinderen, die hij had aan zijne vrouw Sophia, dochter van Peter van den Oever; zij waren: Petra, echtgenoote van Jan van den Kerckhoff Gijsbertszn; Johanna 2), echtgenoote van mr. Henrick van Broeckhoven Peterszn, schepen van den Bosch en raad en rentmeester-generaal der Domeinen van Brabant in het Kwartier van den Bosch en Gerarda, echtgenoote van Peter de Cort Peterszn; tijdens dat zij dat huis bezaten, was daarin een zekere Buyser waard, zooals blijkt uit Prosp. Cuypers t.a.p. blz. 351; zij zullen het alzoo aan dezen voor eene herberg hebben verhuurd. Bedoelde kinderen, met uitzondering van Gerarda, in wier plaats, omdat zij reeds was overleden, haar man optrad, verkochten meergezegd huis 28 Januari 1581 (Reg. n° 242 f. 206 vso) aan den op blz. 339 reeds genoemden bierbrouwer Rogier van Broeckhoven, raad van den Bosch, den broeder van mr. Henrick voornoemd; deze verkocht het 25 Februari 1611 aan den kramer Adriaan, zoon van Huyman, den zoon van Jan Maeszn; diens dochters Francijntken, Helena en Johanna verkochten dit huis 13 October 1637 (Reg. n° 381 f. 5 vso), als wanneer het was eene bierbrouwerij, aan Jacques Laureynssen, koopman te den Bosch, wiens familienaam ook wel Lauren of Laure gespeld werd. Zijne kleinzoons Jacob en Boudewijn van Bree, over wie men
| 344 |
zie Deel II p. 314, verkochten 24 November 1694 (Reg. n° 481 f. 62) dat huis, dat toen genaamd werd het Wapen van Frankrijk, aan Jacobus Minten, wijnkooper te den Bosch. Toen deze was komen te overlijden, zonder van zijne vrouw Wilhelmina Elisabeth van Bree kinderen na te laten, erfden van hem de helft in dat huis de minderjarige kinderen van den majoor Menno van Coehoorn van Houwerda en diens echtgenoote Johanna Minten 3), terwijl de wederhelft daarvan werd geërfd door Guillaume, Johan Theodoor, Maria Elisabeth en Johanna Maria van Bree, woonachtig te den Bosch en Johan Herman en Johan Pieter van Bree, kooplieden, wonende te Amsterdam; deze erfgenamen verkochten 30 Mei 1730 (Reg. n° 555 f. 127 vso) die wederhelft aan genoemde minderjarigen; van dezen verkocht Thomas Johannes van Coehoorn van Houwerda 28 Maart 1749 (Reg. n° 565 f. 34) een 1/6 in dat huis, nu ook genaamd het Wapen van Frankrijk, aan Gottfried Gessler, apotheker te den Bosch, die vervolgens 17 Mei van dat jaar (Reg. n° 565 f. 140 vso) bij gerechtelijke uitwinning, geschied ten laste van vier zusters van laatstgenoemden van Coehoorn, nog 4/6 in dat huis kocht, waarna hij den volgenden dag het overig 1/6 daarvan kocht van hare zuster Clara Maria van Coehoorn. Deze kinderen Coehoorn zullen dit huis niet hebben bewoond, vermits het van 1747 op 1748 diende tot hospitaal voor de Engelsche militairen, die alstoen in den Bosch waren ingekwartierd. Naast laatstgezegd huis staat Westwaarts het huis Het Verguld Duifke.
| 345 |
Noten | |
1. | In het Suite du Supplément au Nobiliaire des Pays-Bas 1661-1686 p. 64 wordt gezegd, dat hij was un noble en gehuwd met Elisabeth van Polanen, issue de la maison de Wassenaer; uit de Bossche Schepenregisters blijkt echter van deze voornaamheid niets. |
2. | Zij heet op hare grafzerk, gelegen hebbende in de kerk te Rumpst: van Weerdt genaamd van der Stegen. (Zie gemeld Suite du Supplément p. 64.) |
3. | Hun laatste mannelijke afstammeling Johannes Gualtheris van Coehoorn van Houwerda, geboren 1802, zoon van Menno Ludovicus en Adriana Cornelia Pla, overleed als gepensionneerd kolonel van het Tweede Regiment Infanterie ongehuwd te Princenhage 1 Mei 1886. |
1865 | J.J. Gostelie (sigarenfabrijkant en winkelier in koloniale waren) |
1875 | J.J. Gostelie (sigarenfabriekant en winkelier in kolonialewaren) - J.L. de Jong (partikulier) |
1881 | Comp. J.R. en H. Gostelie & (fabriekanten in talk en handelaren in margarine) |
1902 | J.J. Jzn. Gostelie (sigarenfabrikant) |
1908 | wed. D.P. de Booij-Schiedges (fabr. in Milit. equipementst.) - Firma wed. J.J. Gostelie (tabakskerverij) - Jan Gostelie (sigarenfabrikant) - B. Meeuwissen (winkeljuffrouw) |
1910 | Firma wed. J.J. Gostelie (tabakskerverij) - Jzn., Jan Gostelie (sigarenfabrikant en winkelier) - B. Meeuwissen (winkeljuffrouw) |
1928 | L.J. Jonkergouw - wed. L.J. Jonkergouw |
1943 | L.J. Jonkergouw (horlogemaker) - wed. C. Jonkergouw-Kuijpers |
1961 | A.J. Rademaker (Hotel Central) |